Privileges
Ik beschouw mijzelf geprivilegieerd. Ik hoef maar even naar het NOS journaal te kijken om te beseffen dat mijn leefomstandigheden zeer gunstig zijn. Uitgemergelde kinderen in Afrika. Oorlog in de helft van de wereld. Natuurrampen. Genocide. Religieuze sectes die elkaar naar het leven staan. Verwoeste huizen door gasboringen in Groningen. Iedereen gek van de corona.
Lang geleden had ik een coach die me eens vroeg of ik dacht dat ik een engeltje op mijn schouder had. Ik kende die uitdrukking vaag, want ik ben niet zo thuis in de wereld van engeltjes. Maar, ja, inderdaad heb ik wel veel geluk gehad in mijn leven. Ook wel pech soms, gelukkig. Siddharta Gautama, de prins die de Boeddha werd, zag de ellende om hem heen en vroeg zich af wat daaraan te doen was. Om die vraag te beantwoorden moest hij eerst weten wat de oorzaak van al die ellende was. Volgens hem was de sleutel gehechtheid. En in samenhang daarmee begeerte. Mijn naam is Van der Meer, en iedereen denkt dat de Van der Meren van een meer komen. Dat zij aan een meer woonden, of erin misschien. Mijn vader geloofde dat niet, want dan zou het Van HET Meer moeten zijn. Meer is onzijdig. De enige juiste verklaring was volgens hem dat de Van der Meren altijd MEER willen. Meer, meer, meer! Leuk, maar het probleem is dat vrijwel iedereen daar last van heeft. Het is de menselijke natuur. En dat meer willen, die begeerte, die gepaard gaat met hechting aan het verworvene, is de bron van de ellende. In zijn algemeenheid is die theorie wel aardig, maar al die mensen die ik hierboven opsomde hebben nooit gevraagd om de ellende van hun bestaan. Ze zijn er zelf niet de oorzaak van.
Mijn ouders hebben de oorlog en de hongerwinter beleefd. Dat is mij bespaard. Anderen lijden aan vreselijke ziektes, daar heb ik het nog niet over gehad. Ook dat is mij bespaard. Natuurlijk weten we niet wat er nog komt.
Bij het scannen, overtypen en controleren van Lucette van Oostenbroek’s boekje over de Clinghe viel mij op dat er ideologie in verwerkt is. Ten eerste over vormen van wonen en samenleven. Zij, en met haar ongetwijfeld vele Clinghenezen, vond dat een enorm pand als de Clinghe ruimte kon bieden aan zeker vijf of zes gezinnen. Het totale oppervlak is zo’n 1200 m2, waarvan een deel afvalt als kelder, balkon, trappenhuis en zolder. Maar dan nog blijven er nu zes appartementen van 90 tot 160 m2. Vissering liet het huis bouwen als zijn buitenhuis, zijn hoofdwoning was aan de Keizersgracht in Amsterdam. Later maakte hij het zijn hoofdverblijf. Er staan hier in de buurt verschillende kasten die door één gezin bewoond worden. Als je het mij vraagt is het weer tijd voor een rondje guillotine. De kloof tussen rijk en arm is weer behoorlijk uit zijn voegen gegroeid. Huizenprijzen vliegen de pan uit. In 2008 was er een bankencrisis die de huizenmarkt meesleepte. Ik was toen net in gesprek met een makelaar om mij appartement te verkopen. In een kwestie van enkele maanden halveerde de waarde. Er werd toen gezegd dat de huizenprijzen te veel waren gestegen en dat we nu op een reëler niveau zaten. En de gekte van voor 2008 zou nooit meer terug komen. Inmiddels is het nog veel gekker dan voor 2008. De drie rijkste Amerikanen bezitten net zoveel als de armere 50% van de rest. In Nederland is de ongelijkheid ook toegenomen.
Ik vraag me af hoe het zou zijn om in de Clinghe met één gezin te leven. Nou ja, er waren de bedienden. De hele bovenverdieping was voor hen. Gezellig. Gasten, veel gasten om de leegte toch een beetje op te fleuren. Ik ben het eens met Friedhof die in 1950 de plurale bewoning van de Clinghe bedacht. Goed plan. En met al die latere Clinghenezen die de Friedhof doctrine trouw bleven.
Ten tweede is het Clinghe boekje van Lucette een indringende aanklacht tegen projectontwikkeling en vastgoedspeculatie. Een gewetenloos zootje met een one track mind: winst maken. Menselijkheid, kunst, geschiedenis, het zal ze allemaal worst wezen. Het is toch eigenlijk van de konène dat dat allemaal maar kan. Ook naar de guillotine ermee.